lezen is leuk... maar films zijn nog leuker!!! :D
Een man en zijn zoon lopen in het bos, plotseling struikelt de jongen en omdat hij een scherpe pijn voelt roept hij: "Ahhhh". Verrast hoort hij een stem vanuit de bergen die "Ahhhh" roept. Vol nieuwsgierigheid roept hij: "Wie ben jij?", maar het enige antwoord dat hij terugkrijgt is: "Wie ben jij?". Hij wordt kwaad en hij roept: "Je bent een lafaard!", waarop de stem antwoordt: "Je bent een lafaard!". Daarop kijkt de jongen naar zijn vader en vraagt: "Papa, wat gebeurt hier?". De man antwoordt: "Zoon, let op!" en hij roept vervolgens:"Ik bewonder jou!". De stem antwoordt: "Ik bewonder jou!". De vader roept: "Jij bent prachtig!" en de stem antwoordt: "Jij bent prachtig!". De jongen is verbaasd, maar begrijpt nog steeds niet wat er aan de hand is. Daarop legt de vader uit: "De mensen noemen dit ECHO, maar in feite is dit het LEVEN! Het leven geeft je altijd terug wat jij erin binnen brengt. Het leven is een spiegel van jouw handelingen. Als je meer liefde wilt, geef dan meer liefde! Wil je meer vriendelijkheid, geef dan meer vriendelijkheid! Als je begrip en respect wenst, geef dan begrip en respect. Wil je dat mensen geduldig en respectvol met je omgaan, geef hen dan geduld en respect!'' Het leven geeft je altijd terug wat jij erin brengt, het is geen toeval, maar een spiegel van jouw eigen handelingen.
(lol jonge!!!) :)
Stampend loopt Ollie de olifant door zijn huis. Hij zit na te denken:"Was ik maar zo slank als een slang, en zo mooi als een pauw! Dan zou iedereen tegen me praten en op m'n verjaardagsfeestje komen!" Vorig jaar was er niemand op Ollie's feestje gekomen. Hij had een hele grote taart gebakken. Maar niemand kwam het opeten. Hij kreeg ook geen cadeautjes. Van verdriet at hij de hele taart alleen op. Toen was hij zo dik geworden dat hij z'n deur bijna niet meer uitkon. Nu wilde hij afvallen. Hij wist alleen niet hoe. Verdrietig hoorde Ollie een plof op de deurmat. Het was een folder. Ollie ging op éen van zijn ijzersterke stoelen zitten en begon in het foldertje te bladeren. Opeens zag hij het, DE oplossing! Ollie zag namelijk een band die je om je buik heen kon doen. En als je op een knopje drukte begon het bandje te bewegen. Als je hem een uurtje ophield viel je wel 3 kilo af! Dan moest Ollie het wel een hele week omhouden, maar dat deed er niet toe. Meteen bestelde Ollie het middelgrote bandje. Hij kreeg het na 2 dagen al opgestuurd. Ollie rekte het bandje helemaal uit, maar nog paste het niet om zijn buik. Hij rekte nog verder, en nog verder en nog verder! Maar toen knapte het bandje. Huilend vulde Ollie het formulier nog eens in. Maar nu met de grootste maat die ze hadden. Na heel veel gerek en getrek paste het bandje om Ollie's buik. Als hij diep adem haalde knapte het bandje dus Ollie hield zijn adem in. Hij drukte op het knopje en het bandje begon te bewegen. Het kriebelde heel erg en rollend van het lachen viel Ollie van zijn stoel. Door de klap knapte het bandje weer en Ollie had geen geld meer om een nieuwe te kopen. Een beetje snikkend begon Ollie te rennen. Heel lang en heel hard. Maar na een tijd zakte de grond in, en stond Ollie's huisje op het gras. Toen was OIlie heel wanhopig. Vooral toen hij op de weegschaal ging staan. Want die brak doormidden. Voorzichtig stapte Ollie zijn half kapotte huisje uit. Hij vroeg om hulp aan de slang. Maar die zei alleen maar: "Zo mooi als mij zal je toch niet worden, ik blijf slank van het kruipen en kronkelen." Ollie wist wel dat hij nooit zo mooi zou worden als de slang, maar toch probeerde hij te kruipen en te kronkelen. Maar het had geen nut. Alleen de aap vond het leuk. Want dankzij dat gekronkel viel er een banaan uit de boom. Ollie rende weg. Hij kwam een leeuw tegen. Hij zei dat hij gewoon slank bleef. Wat hij ook at. Misschien moest Ollie maar gewoon niks meer eten. Zei de leeuw. Maar dat vond Ollie belachelijk. Een olifant moet wel gezond blijven! Zei hij. Maar hij begon wel wat minder te eten. Nadat Ollie een kilo was afgevallen kwam hij een pauw tegen. Van hem mocht Ollie wel een veer hebben. Dat vond Ollie heel leuk. Hij stak de veer in zijn kuifje en liep trots verder. Zonder op te letten trapte Ollie op een mol. "Ik ben dan wel blind, maar ik weet zeker dat er net een heel dikke olifant op mij heeft getrapt!" riep de mol woedend. Sorry... snikte Ollie en hij ging terug naar zijn huisje. Daar kwam hij niet meer uit. Hij dronk alleen nog een beetje water en at één appel per dag. Daardoor viel Ollie wel 10 kilo af. Trots kwam Ollie z'n huisje weer uit. Hij botste tegen de postbode aan. Die viel meteen om. Zo'n postduifje was dan ook wel heel licht. Au! riep hij. Weer zei Ollie sorry en pakte z'n post aan. In de krant stond een mooi, mollig meisjes-olifantje. Ze zocht een lieve, mollige man! Blij belde Ollie het meisje, Olla genaamd, op. Ze kwam meteen de volgende dag bij Ollie op bezoek. De twee olifantjes werden meteen verliefd en ze kregen twee hele lieve, mollige baby-olifantjes. Olloe was het jongetje en Ollei het meisje. Met z'n viertjes leven ze nu nog steeds heel gelukkig.
Het was zondag, en alle dieren in het water hadden vrij. Niemand was buiten zijn huis. De dolfijnenkinderen wouden buiten spelen. Maar mochten niet, van hun moeder. Samen bedachten ze een plannetje om toch buiten te komen. Ze zouden, als hun moeder boodschappen ging doen, naar buiten glippen. Dan zou hun moeder niets merken en later pas erachter komen dat ze weg waren. Maar dan zou het al te laat zijn. Toen moeder boodschapen ging doen, glipte Dolfie en Flipper stiekem naar buiten. Ze zwommen zo snel ze konden zo ver mogelijk weg. Toen ze een heel stuk weg waren, deden ze weer rustig aan. Ze wilden op onderzoek gaan. Maar even later zei Dolfie: moeten we niet terug gaan, het kan gevaarlijk zijn. Maar Flipper wilde niet naar huis. Dus ging Dolfie maar met Flipper mee. Maar opeens kwam er een grote schaduw over hen heen. Het was een. orka!! Die eten dolfijnen, zei Flipper. We moeten snel weg, voordat ie bij ons is! Zo snel als ze konden zwommen ze de kant van hun huis op. Maar de orka was zo snel, dat haalde ze nooit. Snel verstopte ze zich in een scheepswrak. Gelukkig, dat had de orka niet gezien. Maar, ze waren wel heel erg geschrokken en Dolfie wilde weer naar huis. Maar Flipper luisterde niet en zwom weer de richting waar ze vandaan kwamen in. Straks komen we nog een orka tegen! riep Dolfie. Maar Flipper zwom gewoon door. Snel zwom Dolfie achter Flipper aan. Even later hoorde ze een stel dolfijnen die op de vlucht waren. Ze besloten te gaan kijken wat er aan de hand was. Ze zagen een groot net, waar een van de dolfijnen in vast zat. Snel zwommen ze naar het net en beten het door, zodat de dolfijn vrij was. De dolfijn bedankte hen en zwom weer weg. In de verte zag Flipper iets aankomen. Was dat niet een andere dolfijn? Het was hun moeder! Snel Dolfie! Riep Flipper, we moeten naar huis, anders wordt mama kwaad! Zo snel ze konden zwommen ze naar hun huis. Maar hun moeder was hun net voor. En kwaad dat ze was! Maar Dolfie en Flipper lieten zich niet op hun kop zitten. Ze zouden de volgende dag weer ontsnappen en zorgen dat ze een weg gingen die hun moeder niet ging. De volgende dag moest hun moeder naar het werk. Maar ze had een oppas geregeld! En wie het was, was nog het ergste. Het was mevrouw Karen. Ze was oppas en de strengste van allemaal. Als je 5 minuten later in bed lag dan afgesproken, had je al straf. Maar toen mevrouw Karen niet oplette, konden ze naar de deur sluipen. Maar er was geen beweging in de deur te krijgen. De deur zat op slot! Maar er stond een raam op een kier. Dat was geluk hebben zeg. Zo snel ze konden glipte ze door het raam naar buiten. Snel zwommen ze naar hun vriendinnetje, Sarah. Het was de beste vriendin van Flipper en gewoon een goede vriendin van Dolfie. Ze was altijd heel aardig en je kon er goed mee praten. Ze vertelde Sarah hun verhaal en vroegen of ze mee ging. Dat wilde Sarah wel en samen gingen ze weer op pad. Maar daar was een grote haai. Snel zwommen ze naar huis, maar de haai was te snel. Hij raakte met zijn scherpe tanden de huid van Dolfie. Het deed ontzettende pijn, maar ze huilde niet. Zo snel als ze konden zwommen ze naar huis en gingen door het raam naar buiten. Gelukkig, de haai waren ze kwijt. Snel zwom Sarah naar huis. En Flipper verzorgde Dolfie met haar gewonde kant. Maar een ding wisten ze zeker: zomaar weg gaan zouden ze nooit meer doen!!
Hallo allemaal. Ik ben T.G. Eigenlijk heet ik Theodore Groente, maar zeg nou zelf: wie wil er nou ZO heten? Daarom noemt iedereen mij T.G. Ik vind mezelf heel stoer. Het liefst zou ik eruit zien als mijn beste vriend Brandon. maar ja, dat zouden mijn ouders niet zo leuk vinden. Ik hou van voetbal en racefietsen en heb een hekel aan... meisjes. Brrr... Meisjes met hun frutseltjes en gegiechel. Ik moet er niks van hebben. Ik woon in Westmareinen. Vraag me niet waar dat ligt, want de schrijfster die mij verzonnen heeft, weet het zelf niet eens. Ik heb een hekel aan meisjes, maar dat zei ik geloof ik al, hè? En stel je voor: Pas geleden kwam er een meisje naast ons wonen. Ze heette Madelein. Iets ergers hadden ze me niet aan kunnen doen! Maar, zo stoer als ik was, liep ik gewoon naar haar toe. Ze moest even weten, dat ik: T.G. de grootste èn de sterkste in deze straat ben. . "Hallo, ik ben Wendy. Wie ben jij?" vroeg ze. "Ik ben T.G. en ik ben hier de baas in deze buurt!" En wat denk je? Ze begon te lachen... Ze lachte me gewoon uit. Mij... de stoerste bink hier van de straat en omstreken. "Wil je met me spelen?" vroeg ze. Spelen? Alsof ik met een meisje zou gaan spelen. "Oké!"zei ik. Stom, hè? "Laten we gaan skaten," stelde ik voor. Tot mijn grote schrik zei ze nog ja ook. Ik trok mijn gave skates aan die ik voor mijn verjaardag had gekregen. Ha! Ik zou haar wel eens laten zien hoe goed ik was. "Laten we naar de skatebaan gaan,"stelde ik voor en reed op mijn allerhardst weg. Ha! Zo kon ze mij natuurlijk nooit inhalen. "Ga je altijd zo langzaam?"hoorde ik haar. Ze kwam met een vaart voorbij en voordat ik het wist was ze om de hoek verdwenen. "Waar bleef je nou?"vroeg ze. Ze zat op een stenen muurtje op mij te wachten. "Mijn veter was los," jokte ik. Tja,je moet toch wat, hè. "Kan je dit?"vroeg ze. Ze maakte de mooiste sprongen op de skatebaan. Natuurlijk probeerde ik het ook, maar ik moet toegeven dat ze...beter was dan mij. Au! Dat doet pijn om toe te geven. Wat zij kan, kan ik ook dacht ik. Ik ging sneller en sneller en wilde een grote sprong maken. En toen... Au. Ik viel languit over de grond en kwam met mijn hoofd tegen een muurtje aan. Wat deed dat pijn, zeg. "Heb je je pijn gedaan?"vroeg ze. "Natuurlijk niet,"zei ik,zo stoer als ik was. "Kom, dan zal ik je verzorgen,"zei ze toen we weer thuis waren. "Ik ben hier heel goed in," glimlachte ze, terwijl ze het verband om mijn hoofd draaide. "Had ik trouwens al gezegd, dat ik de eerste prijs met skaten heb gewonnen?" ging ze verder. Tuurlijk! Daarom was ze zo goed. "Ach je bent niet slecht,"antwoordde ik. Opeens kreeg ik zo'n raar gevoel in mijn buik. Alsof er honderd vlindertjes in mijn maag kriebelden. En ik kreeg het opeens zo warm en mijn hart begon hard te kloppen. En geloof het of niet, ik kon mijn ogen niet meer van haar afhouden. Ik moest de hele dag aan haar denken. "Wat is er met jou aan de hand?"vroeg Brandon. "Ik geloof dat ik verliefd ben,"zuchtte ik. "Verliefd? Op een meisje?"Ik knikte. "Gatver... T.G. is verliefd. Dit lijkt wel een horrorverhaal." "Ik weet het, maar ik kan er niks aan doen Het gaat vanzelf. Ik moet de hele tijd aan haar denken. Gisteren gingen we samen lezen en spelen" "Tja, dat is inderdaad een probleem," moest Brandon toegeven. "Ik moet niks van meisjes hebben, dat weet je. Ze zijn lastig en lopen altijd over ons te roddelen," zei hij. "Maar ze kan heel goed skaten en ze is niet zo erg als jij zegt,"zuchtte ik. "Nou, je hebt het goed te pakken," moest Brandon toegeven. "Weet je wat jij moet doen? Je moet je van je allerbeste kant laten zien. Laat zien dat je van haar houdt." "Zou je menen?"vroeg ik. "Help je me daarbij?" Brandon liep weg. "Ben je gek geworden? Jij bent verliefd, ik toch niet." Misschien had Brandon wel gelijk. Ik ging eens op internet kijken, hoe ik dit het beste kon aanpakken. Wat houdt meisjes zoal bezig. Kleding. Ja! Meisjes denken aan kleding. Eerst moet ik me netjes aankleden,want dat vinden meisjes leuk, bedacht ik. In mijn mooiste pak ging ik naar haar toe. "Wat zie jij er uit?"grinnikte Wendy. "Hoezo, vind je het niet mooi?" "Jawel,maar je bent zo... anders!" Ik deed erg mijn best voor haar. Ik hield de deur voor haar open, schoof haar stoel netjes aan als ze wilde gaan zitten. Maar ik moet toegeven, dat het best wel vermoeiend was om verliefd te zijn. En ik miste mijn beste vriend Brandon. Ik had al zeker twee weken geen kattenkwaad utgehaald. Twee weken geen belletje getrokken, de kat van de buren achterna gezeten en mijn kleine zusje niet geplaagd. Maar ik kon alleen nog maar aan Wendy denken. "Wat ben je toch lief,"zuchtte ze, toen ik haar mijn aller mooiste gedicht voorlas. Iets mooiers had ze me niet kunnen zeggen. Maar net toen ik haar voor altijd mijn wilde hart wilde geven kwam ze naar me toe. "We gaan morgen verhuizen,"vertelde ze. Aaaahhhh! Verhuizen? Dat kon niet, dat mocht niet. "Mijn vader heeft een andere baan gekregen in een andere stad,"zei ze. "dan ga je toch niet mee?"probeerde ik haar om te praten. "Dat kan niet, T.G. Ik moet het uitmaken."Het was alsof ik een klap in mijn gezicht kreeg. "Maar ik zal je nooit vergeten,"zei ze en gaf me een zoen op mijn wang. Ik werd helemaal warm van binnen en ik stond te trillen op mijn benen. En nu is ze weg. Ik heb nooit meer iets van haar gehoord. Ik hoorde wel van iemand, dat ze weer een ander vriendje had. Ze is me wel snel vergeten. Meisjes, wat moet je ermee. Ze zijn alleen maar een blok aan je been. En het heeft ook zijn voordelen om weer vrij te zijn. Ik ben weer vrij!!! Ik kan weer spelen met Brandon. En gisteren heb ik kauwgum in het haar van mijn zusje gesmeerd. Lachen joh! Maar af en toe, als ik alleen ben, denk ik toch stiekem nog even aan Wendy. Mijn allereerste liefde. Zucht!!!
Zomaar ergens in Nederland ligt het kleine dorpje Kwakernaak. Er wonen iets minder dan drieduizend mensen. Er zijn twee kerken, twee supermarkten, twee scholen, twee buurthuizen, twee speeltuinen, twee grote parken, twee kinderboerderijen, twee tennisbanen, twee voetbalvelden en een sporthal. Het dorp is verdeeld in twee wijken. De wijk Dynamo en de wijk Bladgroen. Precies tussen die wijken is het centrum met in het midden een groot plein. De bakker, de slager, de schoenmaker, de juwelier en de kruidenier hebben allemaal hun eigen winkeltje rond dat mooie plein dat genoemd is naar Sieger J. Bakkema. Midden op het plein staat een beeld van hem. Het was een kleine man met een hele grote neus. Sieger leefde aan het begin van de vorige eeuw en werd slechts 37 jaar. Toch is hij de belangrijkste en beroemdste man die ooit in Kwakernaak woonde. In de wijk Bladgroen staat basisschool De Vliegenvanger. De meeste leerlingen van de school wonen allemaal aan de Peter Potstraat. Dit is de langste straat van het dorp met wel meer dan honderd huizen aan elke kant. Een aantal kinderen uit deze straat besluiten deze herfst samen een club op te richten. Ze noemen zichzelf ‘De kinderen van De Vliegenvanger’. Volgens Freek, een van de oprichters van de club, is het heel erg slim om de club De Vliegenvanger te noemen, omdat hun school ook zo heet. Als iemand dan vraagt waar ze naar toe gaan, dan kunnen ze eerlijk zeggen dat ze naar de Vliegenvanger gaan. Degene die het vroeg denkt dan dat ze naar school gaan, terwijl ze eigenlijk naar een geheime bijeenkomst van de club gaan. Zo zijn lastige vragen een stuk makkelijker te omzeilen. Alle kinderen van de club wonen al jaren bij elkaar in de buurt. Ze zijn goed bevriend geraakt. Net als Freek Vrolijk zitten ook zijn zusje Mariska en zijn broertje Matthijs in de club. De familie Vrolijk woont aan het einde van de straat. Ze wonen niet in een heel erg groot huis, maar ze hebben wel een enorme tuin. De ouders van Freek, Mariska en Matthijs zijn dol op pretparken en hebben daarom een hele lange achtbaan in de achtertuin laten bouwen. Toen ze daarna nog ruimte overhadden, besloten ze dat het ook wel fijn zou zijn om een zwembad en een speeltuin erbij te hebben. Iedereen begrijpt dan wel dat de tuin van de familie Vrolijk altijd vol zit met spelende kinderen. Vader en moeder Vrolijk vinden dat niet erg. Ze vinden dat zelfs supergezellig. Aan de overkant van de straat woont Kevin Olgers. Oorspronkelijk komt Kevin met zijn familie uit Denemarken, maar zijn vader moest voor zijn werk een aantal jaren geleden naar Nederland verhuizen. Kevin woont dan ook al vanaf zijn derde jaar in Kwakernaak en spreekt net zo vloeiend Nederlands als zijn vriendjes en vriendinnetjes. Zijn beste vriend is Freek. Kevin is een paar maandjes jonger dan Freek en zit daarom in een lagere groep op school. Toch zitten ze wel bij elkaar in dezelfde klas bij dezelfde meester. Freek, Kevin en Matthijs spelen samen in de speeltuin bij de familie Vrolijk en denken na over de toekomst van de club. “We moeten een clublied hebben”, zegt Kevin. Freek is het daarmee eens en begint meteen maar te zingen:” De kinderen van de Vliegenvanger zijn oké. Ze leven in Kwakernaak en dansen de hoeplahé”. Plotseling rent moeder Elze Vrolijk in paniek de tuin in en gilt:” Het is tijd, het is tijd!!! Iedereen moet nu even binnen komen om te helpen met schrijven, anders zijn we nooit op tijd klaar.” Niemand begrijpt echt waar mevrouw Vrolijk het over heeft, maar toch vliegt iedereen naar binnen om te kijken wat er aan de hand is. Mevrouw Vrolijk is anders nooit zo in paniek.
“Ik heb alles al geregeld. De hapjes, de drankjes, een clown, een ballenbak en een hele grote taart en toch ben ik nog wat vergeten”, snikt Elze Vrolijk, wanneer Kevin en Freek binnen komen. Minstens één keer in de drie maanden wordt er wel een groot feest bij de familie Vrolijk gevierd. Vader en moeder Vrolijk zijn dol op een leuk feestje en omdat ze toch een enorm grote tuin hebben organiseren ze zelf zeker vier grote feesten per jaar. De verjaardagen en de normale feestdagen tellen we dan niet eens mee. Moeder Elze noemt het feest deze keer het ‘De zomer is nu echt voorbij, maar de herfst is ook best fijn’ feest. Maar waarom moet ze nu zo huilen? Freek slaat zijn arm om zijn moeder heen en vraagt voorzichtig, zoals een oudste zoon dat doet, wat er aan de hand is. “Ach manneke. Alles is al klaar voor morgen, maar ik ben alleen de uitnodigingen vergeten. Niemand weet nog dat we morgen een feest vieren. Kunnen jullie me helpen om de uitnodigingen te schrijven en die snel rond brengen in de straat?” Natuurlijk helpen Freek en Kevin meteen. De uitnodigingen worden snel op de computer gemaakt en uitgeprint. Daarna worden alle enveloppen geschreven en vervolgens stappen Freek en Kevin allebei op hun eigen fiets om alle uitnodigingen weg te brengen. “Als jullie klaar zijn krijgen jullie een lekker kopje thee met een koekje”, roept moeder Vrolijk de jongens nog snel na. Iedereen in de straat krijgt een uitnodiging. De twee fietsen eerst langs het huis van de familie Van Hamsteren. Daar wonen Joris en Jolinda met hun ouders Dick en Jannie. Jolinda is negen jaar en zit ook op basisschool De Vliegenvanger. Haar broertje Joris is nog maar 4 en gaat net naar de kleuterschool. De volgende halte is het huis van de familie Brink. Daar wonen de zusjes Kim en Annelieke. Kim is de beste vriendin van Mariska, het zusje van Freek. Ze spelen heel veel samen en kennen elkaars grootste geheimen. Heel toevallig zijn ze ook nog eens op dezelfde dag in hetzelfde jaar geboren. Daarom vinden ze dat ze een soort tweeling zijn. Natuurlijk mag ook de familie Brink dus niet op het grote feest van de familie Vrolijk ontbreken. “Ik snap niet dat de volgende uitnodiging er ook bij zit”, zegt Freek tegen Kevin als hij het volgende adres leest. “Voor wie is die dan?”, vraagt Kevin nieuwsgierig. “Voor meneer Vuur. Je weet wel die man die ondertussen al zeker twintig voetballen van mij heeft lek geprikt”, antwoordt Freek. Meneer Vuur is de schrik voor alle kinderen in de buurt. Hij is ongeveer vijftig jaar oud, draagt vaak wat vieze en ouderwetse bruine pakken, vergeet zich nog wel eens te scheren en woont in een groot en donker oud huis. Vroeger was dat huis een deel van een boerderij. Men zegt dat meneer Vuur daar zelf als kind ook al woonde. Kevin vraagt zich af of hij vroeger ook zo naar zou zijn geweest. Freek denkt van wel. “Je bent gemeen of niet, volgens mij”, zegt hij. En gemeen is meneer Vuur volgens beiden. Zo prikt hij bijvoorbeeld alle ballen lek die over de heg komen. Heel vaak schreeuwt hij ook als er teveel lawaai op straat is, wanneer hij zijn middagdutje wil doen. “Laten we anders eerst even doorfietsen, dan doen we deze uitnodiging wel als laatste”, stelt Kevin voor. Freek is het daar meteen mee eens en snel fietsen ze naar het volgende huis. Zo rijden ze de hele straat door en bezorgen de uitnodigingen voor het grote ‘De zomer is nu echt voorbij, maar de herfst is ook best fijn’ feest. Iedereen in de straat wordt uitgenodigd. Toch houden ze uiteindelijk nog die ene envelop over…de envelop voor meneer Vuur. Heel voorzichtig zetten Kevin en Freek hun fietsen tegen een muurtje. Ze lopen naar de ingang van de tuin van meneer Vuur en stapje voor stapje betreden ze het tuinpad. Hier waren ze nog nooit eerder geweest, maar de brievenbus zit nu eenmaal in de deur. “Ben jij bang?”, vraagt Kevin. “Niet echt”, antwoordt Freek een beetje stoer met een bibberende stem. Langzaam beweegt hij zijn hand in de richting van de brievenbus. De envelop raakt de rand en glijdt heel rustig een stukje naar binnen totdat plotseling de jongens een harde knal horen en een hond heel luid horen blaffen. Als een speer rennen ze het pad af en springen op hun fietsen. “Sinds wanneer heeft meneer Vuur een hond?”, vragen Freek en Kevin zich af. Hij klonk groot en gevaarlijk. “Ik hoor hem nog, hij komt toch niet achter ons aan?, roept Freek helemaal in paniek. Zo snel als ze kunnen fietsen ze er vandoor, zo snel mogelijk naar huis.
Helemaal buiten adem scheuren Kevin en Freek met hun fiets de oprijlaan op van de familie Vrolijk. Vanachter de heg kijken ze al uithijgend de straat over om te zien of er daadwerkelijk een grote hond achter hen aan is gerend. De straat blijft leeg. Het enige dat te zien is, zijn een paar herfstblaadjes, die in een minitornado over de weg cirkelen. “Ik hoor ook niets meer”, zegt Kevin dan tegen Freek. “Ik ook niet.” De kust is kennelijk veilig. Als de jongens binnenkomen staat de thee al op tafel. Moeder Elze Vrolijk is duidelijk in een beter humeur dan een paar uur geleden toen ze helemaal in paniek was omdat er geen uitnodigingen waren verstuurd. Morgen zou het dan zover zijn. Het ‘De zomer is nu echt voorbij, maar de herfst is ook best fijn’ feest wordt dan gevierd. En elke keer als Elze een feest bedenkt en organiseert, dan is dat fantastisch. Er gebeuren altijd de vreemdste dingen en er komen altijd allemaal leuke mensen. Des te vreemder vinden Freek en Kevin het dat ze deze keer ook meneer Vuur heeft uitgenodigd. Nou ja, misschien komt hij wel niet. De volgende dag moeten alle kinderen uit de straat natuurlijk eerst naar school, maar iedereen is toch al met zijn hoofd bij de avond. Het is een vrijdag, dus de meeste kinderen mogen ’s avonds wat langer opblijven, omdat ze de volgende dag toch vrij zijn. Om zeven uur ’s avonds staan de eerste gasten op de stoep. Het zijn natuurlijk Sjon en Charlotte Brink met hun dochters Kim en Annelieke. De familie Brink is altijd overal op tijd. Moeder Charlotte heeft een hekel aan te laat komen en kan zo ook Elze Vrolijk nog even helpen met het maken van wat hapjes en het klaarzetten van wat laatste dingetjes. Kim gaat als beste vriendin van Mariska gelijk naar boven om Mariska te helpen met het uitzoeken van kleren en om lekker bij te kletsen. Dat is op zich heel merkwaardig, omdat Mariska een heel stil meisje is. Niet zomaar een heel stil meisje, maar echt een heel stil meisje. Mariska praat namelijk nooit. Nou ja, ze schijnt wel tegen haar moeder en tegen Kim te praten, maar verder heeft nog nooit iemand haar horen praten. Niet dat ze dat niet goed kan, maar ze vindt dat er al genoeg stomme dingen gezegd worden in de wereld. Ze praat daarom nergens, zelfs niet op het schoolplein, niet op clubvergaderingen, niet tijdens het eten en niet in de klas. Als haar wat wordt gevraagd op school, dan schrijft ze het antwoord op een briefje en geeft dat aan de juf. En eigenlijk doet ze dat overal zo. Eerst werd de juf in de klas daar best wel boos om en moest Mariska allerlei strafwerk doen. Toen ze op een dag als straf een opstel moest schrijven, heeft ze in dat opstel precies uitgelegd waarom ze nooit praat. De juf vond dat zo’n goed opstel dat ze vanaf dat moment geen straf meer kreeg. Rond acht uur is bijna iedereen aanwezig op het feest. Het is een gezellige boel in en rondom het huis van de familie Vrolijk. Voor iedereen is er een lekker hapje en een drankje. Het is een beetje te koud om in het zwembad in de achtertuin te gaan zwemmen, maar de achtbaan die de familie Vrolijk in de tuin heeft staan, draait wel op volle toeren. Niet iedereen durft een ritje te maken, maar Kevin en Freek kunnen er geen genoeg van krijgen en zitten in de achtbaan totdat ze helemaal misselijk zijn. Als moeder Elze vraagt of ze nog een stukje gebak willen hebben, schudden ze snel het hoofd. Ze gaan even rustig in een hoekje zitten om hun maagjes weer tot rust te laten komen. Matthijs, het broertje van Freek en Mariska, komt bij ze zitten en vraagt of alles wel goed met ze gaat. “Ja hoor. Het gaat zo wel weer. We zijn een beetje te lang in de achtbaan blijven zitten”, antwoordt Freek. Het groepje kletst gezellig verder en Kevin en Freek voelen zich na een kwartiertje alweer een stuk beter. “Nu zou ik toch wel een stukje gebak lusten”, zegt Kevin. Waarop Matthijs antwoordt:“Ik ga het wel even halen voor jullie” en hij springt omhoog en rent weg naar de keuken. “Nou dat heb je goed geregeld met zo’n handig broertje, die voor ons gebak gaat halen”, zegt Kevin tegen Freek. “Nou ik zou nog maar niet te vroeg juichen, Kev. Ik zie hem ervoor aan om straks die twee gebakjes zo in ons gezicht te gooien. Verder is hij heel lief hoor, maar hij haalt de vreemdste streken uit.” Kevin moet daar wel om lachen. “Als hij gebak in mijn gezicht gooit, dan kan hij zelf een hele taart verwachten”. Niet veel later komt Matthijs terug met twee gebakjes. “Ik moest mams beloven dat ik er niet mee zou gooien”, zegt hij terwijl hij aan komt lopen. “Ja, zij kent je natuurlijk ook wel langer dan vandaag”, grapt Freek. Op de achtergrond hoort het drietal dat de muziek een beetje harder wordt gezet. Er zijn mensen gaan dansen. Freek en Kevin eten snel hun gebakje op en staan op het punt om naar de kamer te gaan om mee te springen als plotseling de bel gaat. “Wie kan dat nog zijn? Volgens mij is iedereen er al”, zegt Freek. Hij loopt naar de deur toe en draait de ronde knop van de voordeur voorzichtig naar rechts. “Hallo daar”, zegt een onbekende stem als de deur opengaat. Freek staat aan de grond genageld als hij de persoon ziet staan. Zijn mond valt open, maar er komt niet meer geluid uit dan een beetje gestamel. “Ik hoorde dat er hier een feestje was.”
“Is je vader of moeder ook in de buurt?”, vraagt de stem aan Freek. Al stotterend geeft hij antwoord aan de man. “Mijn moeder is in de keuken, meneer. Zal ik haar even halen?”. “Ik loop er wel even naar toe”, zei de man en wandelt de gang in. “Meneer Vuur”, fluistert Kevin zachtjes. “Ja, jongen, ik ben meneer Vuur. Sta eens op en stel je eens netjes voor in plaats van me zo vreemd aan te kijken!”. “Ja, meneer”, antwoordte Kevin, “Ik ben Kevin Olgers, meneer”. “Goedzo. Ik ben meneer Vuur. De volgende keer verwacht ik wel dat je meteen zo beleefd bent! Oké dan. In de keuken zei je? Die vind ik wel”. Meneer Vuur loopt daarop met grote passen in de richting van de keuken. Kevin en Freek keken elkaar met grote ogen aan. “Hij is toch gekomen”, zegt Kevin vol verbazing als hij zeker is dat meneer Vuur ze niet meer kan horen. “Ik snap er niets van. Het is al zo laat. Waarom zou hij nu nog komen?”, vraagt Freek zich hardop af. “Ik heb geen flauw idee”, antwoordt Kevin. Ondertussen is het feest in de kamer en in de tuin nog in volle gang. Sjon Brink, de vader van Kim en Annika, was samen met Harry Vrolijk, de vader van Freek, en Micha Olgers, de vader van Kevin, karaoke aan het zingen. Het liedje dat ze zingen is een oud nummer van een of andere oude popgroep. Ondertussen zitten de moeders met elkaar te kletsen in de zithoek van de woonkamer. Kim en Annika spelen met de hond buiten. Max is de hond van de familie Vrolijk. Het is een grote en lieve lobbes, die niets liever doet dan achter ballen en stokken aanrennen. Kim, Annika en Max hebben de grootste lol, totdat ze ineens vanuit de keuken een hele boze stem horen. Snel rennen ze naar het keukenraam en kijken ze naar binnen. Daar staat meneer Vuur. “Wat moet die nu hier?”, zegt Kim. Mariska haalt haar schouders op. Het raam staat op een kier open, dus ze kunnen alles woord voor woord verstaan. “Mevrouw Vrolijk, het is ondertussen zo laat geworden en nog steeds dondert het lawaai vanuit uw huis en uw tuin over de straat heen naar mijn huis. Ik kan zo niet slapen. Mijn hond ligt de hele avond al te janken. Kortom ik ben er spuugzat van!”, zegt meneer Vuur. Elze Vrolijk kijkt meneer Vuur aan en zegt niets, waardoor meneer Vuur nog even doorfoetert. “Nou meneer Vrolijk”, zegt Elze dan ineens op een toon die Mariska herkent van de manier wanneer haar moeder Matthijs aanspreekt als hij wat heeft uitgevreten, “Het staat me helemaal niet aan hoe u tegen mij praat. Wij hebben hier een feestje, waarvoor ook u was uitgenodigd. Ik wil best het geluid wat zachter zetten, maar ik kan er niet tegen als u op deze manier mijn huis binnenkomt stormen en mij zo toespreekt.” “Zo, je moeder is niet bang voor meneer Vuur”, fluistert Kim. “Wat een nare man. Ik hoop dat hij nu snel weggaat”. Mariska knikt en kijkt angstig door het raam om te zien wat er verder gebeurt. “Mevrouw Vrolijk, ik vind uw toon anders ook niet erg beleefd. Ik vertrouw erop dat het feest snel ten einde is, anders bel ik de politie!”, snauwt meneer Vuur. Daarop beent hij met grote passen weg. Hij loopt weer door de gang en door de voordeur en slaat die met een grote knal dicht. Moeder Elze loopt toch wel geschrokken weer naar de woonkamer, waar iedereen nog gezellig aan het praten, dansen en zingen is. Niemand in de woonkamer heeft gehoord wat er gebeurd is. Elze zet de muziek uit. “Lieve mensen, we hebben een klacht gehad van een buurman over het geluid. We moeten helaas het feest stoppen”. Iedereen is verbaasd en snapt er helemaal niets van. Zo hard stond de muziek toch ook niet? Teleurgesteld begint iedereen met opruimen en gaat daarna naar huis. “Hup, jullie gaan nu ook naar bed”, zegt Elze tegen Freek en Mariska als alles is opgeruimd. “Weten jullie waar Matthijs is gebleven?”, vraagt ze dan. “Ik heb geen idee”, antwoordt Freek, “Is hij nog niet naar bed?”. “Volgens mij niet”, zegt vader Harry Vrolijk. Het gebeurt wel vaker dat Matthijs zich verstopt als hij naar bed moet. Hij vindt dat hij oud genoeg is om zelf te weten hoe laat hij naar bed mag. Zijn ouders zijn het daar natuurlijk helemaal niet mee eens. Het is erg belangrijk om op tijd naar bed te gaan, vinden ze. Freek en Mariska gaan vast naar bed. Max ligt ook al in zijn mand te snurken, maar Harry en Elze moeten nu op zoek naar de kleine Matthijs. Waar zou hij toch uithangen? De vorige keer vonden ze hem in de schuur, waar hij een hut aan het bouwen was. Hij was ook al eens in een keukenkastje gekropen en een keer had hij zich verstopt in de kledingkast van zijn ouders. Harry en Elze zoeken en zoeken. Ze kijken in alle kamers en doen alle kasten open, totdat ze ineens een vreemd geluid horen in de tuin. Snel lopen ze naar buiten en zien dat er voetstappen in de zandbak staan, maar die voetstappen zijn veel te groot voor de kleine voeten van Matthijs. “Wie zit er nu nog in de tuin”, vragen Harry en Elze zich af, “en waar is Matthijs toch gebleven?”.
Kent iemand het boek: Voor ik doodga. Dat is een supermooi boek over een meisje met leukemie. Ze wil in de tijd voordat ze doodgaat nog 10 dingen doen. Eén daarvan is seks, en ze wil nog autorijden. En beroemd worden. En verliefd. Ik zal jullie even een stukje laten lezen: Had ik maar een vriendje. Hing hij maar aan een hanger in mijn kleerkast. Dan zou ik hem tevoorschijn kunnen halen wanneer ik maar wilde, en hij zou me aankijken zoals jongens in films dat doen, alsof ik mooi ben. Hij zou mij uitkleden en dan zou hij fluisteren: 'Tessa, ik hou van je. Ik hou verdomme echt van je. Wat ben je mooi.' Dat is precies wat hij zou zeggen terwijl hij me uitkleedde. Ik ga rechtop zitten en doe het lampje bij mijn bed aan. Ik heb wel een pen bij de hand, maar geen papier, dus schrijf ik op de muur achter me: Ik wil het gewicht van een jongen boven op me voelen.
Hey iedereen, welkom op deze pagina! als je niet van lezen houdt moet je niet op deze pagina zijn! want op deze pagina staan de leukste verhalen! (zelf geschreven!!!:D) voor jong en oud!!!!!! :) xxx -PrinsesP-
Er was eens een jongen met zeer weinig zelfbeheersing. Zijn vader gaf hem een zak spijkers en zei tegen hem dat elke keer als hij zijn zelfbeheersing verloor, hij een spijker in de achterkant van de schutting moest slaan. De eerste dag sloeg de jongen 37 spijkers in de schutting. Over de volgende paar weken, toen hij leerde om zijn kwaadheid onder controle te krijgen, werd het aantal spijkers dat hij in de schutting sloeg geleidelijk aan minder. Hij zag in dat het gemakkelijker was om zijn zelfbeheersing niet te verliezen, dan al die spijkers in de schutting te slaan....... Uiteindelijk, kwam de dag dat de jongen zijn zelfbeheersing niet meer verloor. Hij vertelde dit aan zijn vader en zijn vader stelde voor dat de jongen nu voor elke dag dat hij zijn zelfbeheersing behield hij een spijker uit de schutting haalde. De dagen gingen voorbij en de jonge man was eindelijk zover dat hij zijn vader kon vertellen dat alle spijkers waren verdwenen. De vader nam de jongen bij de hand en ging met hem naar de schutting. Hij zei: "Je hebt het goed gedaan, mijn zoon, maar kijk nu eens naar al die gaten in de schutting. De schutting zal nooit meer hetzelfde zijn. Als je dingen zegt in woede, dan laten ze een litteken achter net als deze gaten. Je kunt iemand met een mes steken en het mes er weer uit trekken. Het maakt niet uit hoe vaak je zegt dat het je spijt, de wond zal er blijven."